Drie Hoefijzers

Ceresstraat

Ceresstraat

Voorheen heette deze straat;  Teteringsche Steenweg, Oude Weg, Steenweg naar Den Bosch, Straatweg van Breda naar Oosterhout, Rijksweg naar Oosterhout en hoorde lange tijd bij de Teteringsedijk. De straat is ongeveer 400 meter lang.

Deze straat is aangelegd in 1682 als nieuwe uitvalsweg in de richting van Den Bosch. In dat jaar werd de Boschepoort in verband met de reconstructie van de vestingwerken verplaatst naar wat nu de Korte Boschstraat heet. Na het slechten van de vestingwerken vanaf 1870 moest het verkeer toch nog van deze weg gebruik blijven maken. De Bosschebrug werd pas gebouwd in 1883.

In 1881 wordt de weg op een kaartje van de geslechte vestinggronden, samen met de Hoge Steenweg en Teteringsedijk, aangeduid als de Straatweg van Breda naar Oosterhout. De adresboekjes van 1881-1885 spreken van de Teteringsche Steenweg. Pas in 1893 werd de weg door het Rijk aan de gemeente overgedragen.

In 1897 kreeg de straat de meer bij haar nieuwe functie passende naam Ceresstraat. Zo genoemd naar de Mouterij Ceres (1880), thans Brouwmeesterplein,  een nevenbedrijf van de bierbrouwerij de Drie Hoefijzers (1887). Ceres is de Romeinse godin van de landbouw en speciaal van het graan.

Het terrein van de brouwerij stond op Bredaas grondgebied, maar de bebouwing ten oosten daarvan viel tot de annexatie van 1927 onder Teteringen. Zo stond dus Asselbergs & Nachenius (1909),de Lucifersfabriek (1885) en het huis van de Burgemeester van Teteringen (Ceresstraat 29) en alles daarna,  in Teteringen. Of, alles ten zuiden van de Ceresstraat in Breda en alles ten noorden daarvan in Teteringen, op de brouwerij na.

Aan de noordzijde van de Ceresstraat bevindt zich een doodlopend straatje, het restant van de voormalige Vuchtstraat, thans Brouwmeesterstraat. In 1980 is deze straat nog even doorgenummerd met de Ceresstraat.

StoomMouterij Ceres

Oprichting en Bouw
In 1880 begon de firma Smits & Ingen-Housz (1880-1883) met de bouw van Stoommouterij Ceres op een perceel van 24 are en 45 centiare aan de steenweg naar Den Bosch, de huidige Ceresstraat. Tegenwoordig is dit het Brouwhuisplein. Mouterij Ceres stond tussen het Brouwhuis en het Hoofdkantoor in.

De firma werd opgericht door Frans H.M. Smits. Het gebouw was 40 meter lang, 11 meter breed en telde vijf verdiepingen. In april 1881 werd het bedrijf operationeel met 9 werknemers. Ceres richtte zich voornamelijk op buitenlandse markten, vooral België, en had een productiecapaciteit van 5000 kg mout per dag. De mouterij beschikte over vijf silo’s van 15-18 meter hoog, elk met een opslagcapaciteit van 200.000 kg mout. In 1883 werden Frans Smits en zijn broer A.C.J. Smits de firmanten van Mouterij Ceres.

Verdubbeling Capaciteit
In 1885 verdubbelde de capaciteit van de mouterij met de voltooiing van een tweede eest (droogoven), met een oppervlak van 465 m². De dagelijkse leiding was in handen van een Duitse meesterknecht, de Malzmeister. In 1895 werd de machinekamer uitgebreid voor een nieuwe stoomketel en een reserve horizontale stoommachine van 12 pk. De ijzeren schoorsteen werd vervangen door een stenen exemplaar van 17 meter hoog, voorzien van een vonkenvanger. Ook werd de capaciteit van de eest vergroot.

Overname door Zonen Smits
In 1899 namen de drie zonen van Frans H.M. Smits en Philomena van Waesberghe – Frans, Charles en Jan Smits – Mouterij Ceres over.

Eerste Wereldoorlog: Productiedaling
Tijdens de Eerste Wereldoorlog daalde de productie door accijnsverhogingen en hoge grondstofprijzen. In 1916 moest de mouterij stoppen omdat ze geen gerst meer kreeg toegewezen. Het jaar daarop was de moutvoorraad bijna uitgeput, wat de bierproductie bedreigde.

Na de Oorlog: Afname en Afbraak
De verwachte opleving na de oorlog bleef uit; de omzet daalde aanzienlijk. Mouterij Ceres was nog maar voor een derde in gebruik, voornamelijk door de import van buitenlands mout en hoge kosten voor gerst en brandstof. De oorspronkelijke gebouwen functioneerden nauwelijks meer. In 1930 en 1964 werd het voorste deel van de mouterij, inclusief de oude silo’s, afgebroken tot aan de eesten (droogovens). Deze ruimte werd gebruikt voor het toegenomen vrachtverkeer van de brouwerij. In 1988 verdween de mouterij volledig.

Tijdlijn van Mouterij Ceres:

  • 1880: Start bouw
  • 1881: Mouterij in bedrijf
  • 1930: Gedeeltelijke sloop van de oude mouterij
  • 1964: Definitief einde moutproductie in Breda, verdere sloop
  • 1974: Sloop van de droogovens in februari
  • 1988: Opruiming van de laatste restanten

Mouterij Ceres was gedurende 84 jaar productief en heeft in totaal 108 jaar in de Ceresstraat gestaan, deels gesloopt.

Ondanks de volledige sloop van de oorspronkelijke Mouterij staat ze wel op de lijst van Cultureel Erfgoed. Hierbij wordt aangegeven dat de boogramen aan de voorzijde het oudste deel van de Mouterij is en dat het in de kern uit 1887 komt. Dat is in de periode dat de Bierbrouwerij gebouwd werd, terwijl Mouterij Ceres daar al aanwezig was sinds 1880. Buiten dat zijn de boogramen onderdeel van de brouwerij en stond Mouterij Ceres links naast de brouwerij. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed heeft aangegeven hier nog nader naar te kijken.

Bierbrouwerij de Drie Hoefijzers

Onderstaand is een ultra korte samenvatting over de brouwerijgeschiedenis. Voor meer informatie zie de Tijdlijnbierbrouwerij De Driehoefijzers, Oranjeboom of Stichting Erfgoed Drie Hoefijzers Brouwerij.

Oorsprong 
De voorganger van deze brouwerij lag in 1350 aan de Katerstraat, nu Catharinastraat. In 1538 kwam het in handen van Hendrik Anthonius Claesz. van den Corput. Gelegen tussen twee stadsgrachten tegenover een stadspoort, werd het afgesloten met een boom en heette het oorspronkelijk Brouwerij Den Boom. Later werd het bekend als de Boschstraat.

In maart 1628 werd de brouwerij voor 1.800 Rijnse Guldens verkocht aan Dielis Peeters van den Kieboom, die de naam veranderde in ‘De Drij Hoefijsers’, naar de smidse aan de overkant van de straat met het uithangbord “Drij Hoefijssers”, waar paarden een verloren hoefijzer konden laten aanmeten.

In 1657 kwam de brouwerij in handen van de familie Spijckers, gevolgd door de families van Amelsvoort (1703) en Havermans (1740). In 1807 werd het eigendom van Johannes Nicolaas Smits. Door verstedelijking van de binnenstad was uitbreiding niet meer mogelijk, waardoor gezocht moest worden naar een nieuw, groter terrein.

Nieuwe Locatie en Bouw
Frans Smits, kleinzoon van Johannes Nicolaas Smits, ‘vond’ een ongerept terrein naast mouterij Ceres buiten de stad, met waterbronnen. In december 1886 verkreeg hij een bouwvergunning voor een stoombierbrouwerij langs de rijksweg van Breda naar Oosterhout (Ceresstraat), in de gemeente Breda, bekend als sectie B.3550. Op 28 juli 1887 kwam het eerste brouwsel uit de nieuwe bierketels.

Familiebedrijf en Uitbreiding
Frans Smits overleed in 1890 en zijn vrouw nam samen met de oudste zoon het bedrijf over. In de jaren daarna traden drie zonen toe tot het bedrijf. Ze breidden uit, overleefden bedrijfstechnisch gezien de Eerste Wereldoorlog en openden op 27 december 1927 het hoofdkantoor Drie Hoefijzers aan de Ceresstraat. In 1930 werd er een nieuw hoog brouwhuis gebouwd, waar nu Beers and Barrels is gevestigd.

Tweede Wereldoorlog en Herstel
Tijdens de Tweede Wereldoorlog plaatsten de Duitsers een luchtafweerpost op het brouwhuis. Bier werd in die periode gerantsoeneerd en de Duitse brouwmeesters en hun knechten vluchtten oostwaarts.

Naoorlogse Groei
Na de oorlog namen ze een aantal andere brouwerijen over en breidden flink uit aan de andere kant van het spoor. Ze begonnen naast bier ook met de productie van limonade en dranken. Ze breidden uit naar de zuidkant van de Ceresstraat en bouwden er een luchtbrug overheen.

Overname en Latere Jaren 
Op 20 augustus 1968 werd De Drie Hoefijzers overgenomen door Allied Breweries uit Londen. Een jaar eerder had Allied Breweries de N.V. Verenigde Nederlandse Brouwerijen d’Oranjeboom overgenomen. De brouwerijen gingen verder als zelfstandige vestiging onder de naam Verenigde Nederlandse Brouwerijen Breda-Oranjeboom. Vanaf 1972 besloot Allied Breweries om nog een hoofdmerk te voeren, Skol. Later werd het merk Oranjeboom opnieuw geïntroduceerd.

Naamsverandering 
Nadat de brouwerij in Rotterdam al enkele jaren was gesloten, werd de brouwerij in Breda in 1993 omgedoopt tot Oranjeboom Brouwerij.

Overname door Interbrew
Op 6 februari 1995 nam het Belgische concern Interbrew de brouwerij over van Allied Breweries. Interbrew, later bekend als InBev, bracht de productie over naar hun brouwerijen in het Belgische Leuven en Jupille en naar de Dommelsche Bierbrouwerij in Dommelen.

Sluiting en Sloop
Op 29 mei 2004 werd de brouwerij in Breda gesloten en later gesloopt. Alleen het hoofdkantoor van wat inmiddels AB InBev is gaan heten, is nog steeds gevestigd op het terrein.

Herontwikkeling
Rond 2005 begon men met de sloopwerkzaamheden om het terrein van de brouwerij klaar te maken voor herontwikkeling. Tegenwoordig staan er huizen en appartementencomplexen op deze locatie.

Tijdlijn van de brouwerij

  • 1350: Eerste sporen van de brouwerij
  • 1807: In handen van Familie Smits
  • 1886: Verhuizing van de Boschstraat naar de Ceresstaat
  • 1968: Overgenomen door Allied Breweries
  • 1995:Overgenomen door Interbrew
  • 2004: Sluiting
  • 2005: Start van de sloopwerkzaamheden

De brouwerij was gedurende 118 jaar gevestigd aan de Ceresstraat.

Brouwhuis
Luchtbrug
De grote ontmanteling

Lucifersfabriek de Vlinder

Het Ceresplein was vroeger verdeeld in twee stukken grond. Elk perceel liep van de straat (het nu doodlopende straatje voor het huis van Ceresstraat 21,23,25,27,29,31) tot het spoor. Het rechterdeel was van de Luciferfabriek van 1885 tot 1967 (82 jr ) en het linkerdeel van Asselbergh & Nachenius van 1909 tot 1951 (42 jr).

Eigenlijk precies daar waar nu op de tegels staat dat ‘achter die lijn de brouwerij lag’, daar stonden twee bedrijven waarvan het terrein later door de brouwerij is overgenomen. Het terrein is ongeveer 37 jaar van de brouwerij geweest, van 1967 tot 2004. De 82 jaar daarvoor stond daar dus een Luciferfabriek. Het terrein strekte zich uit naar rechts, achter de tuinen van de woningen van Ceresstraat 21-33 tot het spoor en de huidige Brouwmeesterstraat.
Het bedrijf stond tot de annexatie in 1927 van Teteringen door Breda op grondgebied van Teteringen.

Destijds had het pand het huisnummer Wijk F 105-109, later bekend als Ceresstraat 15, 17 en 19. Nog later Ceresstraat 19. Ceresstraat 17 werd het bedrijventerrein van Asselbergh & Nachenius.

De boomstammen voor de lucifers werden via de ingang naast Ceresstraat 21 het terrein opgebracht. Dat is de reden dat er aan de achterzijde van het perceel van Ceresstraat 21 een hoek uit is, zodoende konden de stammen de bocht het terrein op maken. Op de video van de Bevrijding van Breda zijn de boomstammen op het terrein te zien.

Voor zover nu te overzien is het officiële verhaal dat de luciferfabriek ‘De Vlinder’ is opgericht door Charles Loijens. Voordat we hier op verder gaan eerst nog even iets anders:
1. Er was nog een andere luciferfabriek in Teteringen, buiten de Bossche poort, met minder goede arbeidsomstandigheden, genaamd Dijkerman & Co. Deze was opgericht in 1870 door Hoogendijk & v/d Capellen. Waar deze lag moet nog even opgezocht worden (opzoeken).

2. In de Bredasche Courant van 1871 wordt vermeld dat er een brand is onstaan in een luciferfabriek buiten de Bossche Poort, tussen de Steenweg en het Spoor (Ceresstraat ?) Die fabriek was van Henri Sprengers en is volledig afgebrand. Hij kocht de grond op 23 februari 1870 van Pieter van Goorbergh (sectie D 759, 30 aren, 90 centiaren) en bouwde er een nieuwe luciferfabiek op. (Opzoeken in kadaster waar en wie het heeft overgenomen.)

Charles Johannes Loijens, Karel Jan, is in Breda geboren op 24 november 1846. Als hij 32 jaar is trouwt hij met Cornelia Johanna Jonkers in Breda in 1879. Zij krijgen twee dochters.  Op 2 mei 1926 is hij overleden in Den Haag op 79-jarige leeftijd.

Charles is een goed voorbeeld van de self-made man die in de tweede helft van de 19e eeuw alle carrièremogelijkheden aangreep die de industrialisering van Brabant hem bood. Hij kwam uit een geslacht van meubelmakers; een eerzame familie maar kijken we naar de huwelijkspartners en de getuigen bij die huwelijken, dan zijn het vooral bakkers, slagers en kleermakers. Middenstand dus en zeker geen onderdeel van de sociale elite van Breda in die tijd.

Charles begint ook als winkelier, hij drijft een winkel in tabak en sigaren op de Grote Markt in Breda. Daar merkt hij de behoefte aan betrouwbare lucifers – geen rook zonder vuur – en in 1885 (15 jaar na de eerste luciferfabriek van Dijkerman & Co ) begint hij een luciferfabriekje in Teteringen. Hij dient een plan in tot het verbouwen van arbeiderswoningen tot fabriek. Dit wekt de suggestie dat het gebouw er al stond. (nazoeken) Een ideale locatie vanwege de nabijheid van bossen die onbeperkt hout boden.

Deze fabriek was een toonbeeld van modern ondernemerschap: hygiënisch, goed verlicht door elektriciteit, behaaglijk door de centrale verwarming en bovenal veilig omdat er in tegenstelling tot de concurrentie geen gebruik gemaakt werd van het ziekmakende fosfor.

Technisch brein in de Vlinder achter de fabricage was de uit Zweden afkomstige Anders Paulson (1865-1919), van beroep werktuigkundig ingenieur. Hij was ook degene die een machine ontwierp, die de lucifersdoosjes maakte en vulde. Het ontwerp werd voor veel geld verkocht aan een Duitse machinefabrikant. Charles vergaarde daar een enorm kapitaal mee. In 1893 werken er bijna 200 mensen in zijn fabriek en worden er dagelijks 50.000 luciferdoosjes geproduceerd. Er werkte uitsluitend fatsoenlijk werkvolk.

Tot 1906 waren er maar 9 mensen in Breda in het bezit van een auto. Paulson was daar een van. In 1901 koopt Paulson bij handelaar Aertnijs in Nijmegen een 6,5 pk Darracq (hij krijgt het kenteken 379) en wordt ook meteen lid van de Nederlandsche Automobiel Club; niet verwonderlijk voor iemand met zijn technische achtergrond. Vermoedelijk gebruikt Paulson de auto niet alleen voor het woon-werkverkeer naar Teteringen, maar ook voor de dienstreizen naar beurzen.

In 1905 koopt Charles een auto. En geen kleintje ook: met meer dan vier meter de grootste van Brabant. Hij is daarmee de derde autobezitter in Teteringen. Helaas is het merk onbekend. De auto krijgt rijksnummer 1851. Vanaf 1906 draagt de auto het provinciale kenteken N-226. Dat nummer wordt in 1914 overgedragen aan een ander.

Op 31 december 1906 komt het gezin Loijens vanuit Antwerpen weer in Teteringen wonen in wijk F144, nu Ceresstraat 29. Later zal hier de Burgemeester van Teteringen wonen.

In 1907 verkoopt Charles zijn belang aan de schatrijke Tilburgse textielfamilie Eras, (Leon Eras & Paulson), een jaar later trouwt zijn dochter met een telg uit dat geslacht. De Loijens zijn dan ook sociaal onderdeel van de Brabantse elite.

Charles Loijens was de lucifershandel nog niet beu zodat hij in 1916 opnieuw startte in Roosendaal.
De fabriek was in 1920, samen met alle andere Nederlandse luciferfabrieken verkocht aan de Zweed Ivar Kreuger, die ze onderbracht in de Verenigde Hollandsche Luciferfabrieken VHLF, waarop de productie in Roosendaal en Teteringen werd stopgezet. Wat overbleef werd uiteindelijk opgenomen in het concern Swedish Match.

In 1967 werd De Vlinder gesloten en in hetzelfde jaar werd door VHLF een moderne fabriek te Eindhoven gebouwd. Dit is een filmpje van de fabriek in Eindhoven en een blik op het productieproces van lucifers. 

In 1980 stopt ook deze laatste luciferfabriek in Nederland.

Bron: Vonkvrij.com ,  BHIC.nl en BHIC.nl en nogmaals BHIC.nl
Breda in oude ansichten door F.A. Brekelmans.

Asselbergs & Nachenius

Van 1909 tot 1952 was het Technisch Bureau voor Economisch Kolenverbruik Asselbergs & Nachenius gevestigd aan de Ceresstraat, tussen de brouwerij aan de rechterkant en de luciferfabriek aan de linkerkant. In 1941 werd er een apart kantoor ingericht aan de Ceresstraat 35. Voor velen is het een onbekend bedrijf, maar de poort van het bedrijventerrein is waarschijnlijk wel heel herkenbaar. Het bedrijf stond tot de annexatie in 1927 van Teteringen door Breda op grondgebied van Teteringen.

Samenvatting
De NV Technisch bureau voor economisch kolengebruik v/h Asselbergs & Nachenius was opgericht in 1901 door de ingenieurs C. Asselbergs en J. Nachenius, beiden werkzaam op de Bredase suikerfabriek, waar ze hun vinding om kolen zo efficiënt mogelijk te verbranden hadden vervolmaakt. Aanvankelijk was het bedrijf gevestigd aan het Kerkpad achter de Baronielaan.

In 1909 verhuisde het bedrijf
naar de Ceresstraat. In 1949 zocht Asselbergs en Nachenius opnieuw naar een geschikt terrein voor uitbreiding. Dankzij bemiddeling van burgemeester Claudius Prinsen kon het bedrijf in oktober 1949 een industrieterrein aan de Van Rijckevorsselstraat aankopen.

Het bedrijf werkte veel voor de Staatsmijnen, de HKI en de suikerindustrie en door de wederopbouw hadden ze na de Tweede Wereldoorlog veel werk. In februari 1951 was de fabriek gereed. Het bedrijf fuseerde in 1973 met de HBG-groep, omdat men hierdoor dacht de continuïteit van het bedrijf te kunnen garanderen. De fabriek werd echter in 2002 gesloten en de A&N-ketel die er werd gemaakt, wordt tegenwoordig elders geproduceerd. In 2006 tenslotte werden de gebouwen van Asselbergs en Nachenius gesloopt. Het terrein bleef daarna nog jaren braak liggen.


Het bedrijf was 42 jaar lang gevestigd aan de Ceresstraat, op de locatie waar nu het Ceresplein is en het appartementencomplex staat. Het kantoor aan de Ceresstraat 35 bleef nog enige tijd in gebruik totdat het nieuwe kantoor gereed was.
Bron: Engelbrecht van Nassau, Jaargang 36 – nr. 3 – september 2017, pagina 113

Het Ontstaan van Asselbergs & Nachenius
Rond 1900 maakte de industrie gebruik van stoomkracht voor haar energievoorziening. De stoomketels werkten op vette steenkool. In de Limburgse mijnen werd echter ook magerfijnkool gedolven, die vanwege de lage energiewaarde als waardeloos werd beschouwd en vaak als afval eindigde.

Twee technici, chemicus C.M. Asselbergs en ingenieur J.B. Nachenius, bedachten een oplossing om zowel het rendement van de stoomketels te verbeteren als de goedkope magerfijnkool te benutten. Hun idee leidde tot de ontwikkeling van een systeem waarbij stoomketels werden omgebouwd om kunstmatig lucht onder het verbrandingsrooster aan te voeren, waardoor de verbranding efficiënter verliep.

Na succesvol experimenteren bij hun werkgever, Suikerfabriek Wittouck in Breda, richtten zij in 1900 het Technisch Bureau voor Economisch Kolenverbruik Asselbergs & Nachenius (A&N) op. Vanaf 1901 bezochten ervaren stokers onder leiding van Nachenius de ketelhuizen van potentiële klanten om proeven te nemen en advies te geven.

Omdat bedrijven aanvankelijk sceptisch waren over de voordelen van een verbeterde stookinstallatie, bood A&N haar diensten kosteloos aan. In ruil hiervoor vroegen ze een deel van de besparing in stookkosten. Deze aanpak bleek een groot succes, waardoor de werkplaats al snel moest worden uitgebreid. Nachenius verliet de suikerfabriek, en C.M. Asselbergs vroeg zijn broer, C.J. Asselbergs, om het team te versterken.

In 1906 keerde ir. Nachenius terug naar de suikerindustrie en droeg hij de leiding van het bedrijf over aan C.J. Asselbergs.

Snelle Ontwikkeling van Asselbergs & Nachenius
Door de snelle groei van het bedrijf werd de werkplaats aan het Kerkepad al snel te klein. In 1909 kocht het bedrijf een terrein aan de Ceresstraat, naast bierbrouwerij ‘De Drie Hoefijzers’ en Luciferfabriek de Vlinder. Op dit terrein werden twee nieuwe gebouwen geplaatst, waarin onder andere een bankwerkerij, machinale werkplaats, smederij en plaatwerkerij waren ondergebracht. Daarnaast was er ruimte voor een kantoor en een tekenkamer. De groei van A&N leek onstuitbaar, totdat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, waardoor het aantal opdrachten sterk terugliep. Toen echter een brandstoftekort dreigde, besloten veel bedrijven hun stookinstallaties te laten aanpassen door A&N om hun brandstofverbruik te optimaliseren.

In 1921 besloten de drie firmanten – C.M. Asselbergs, C.J. Asselbergs en J.J. van Dixhoorn (zwager van C.J. Asselbergs) – om het bedrijf om te zetten in een naamloze vennootschap, waarbij de bedrijfsnaam behouden bleef. De directie van A&N zocht voortdurend naar nieuwe mogelijkheden, wat onder andere leidde tot een samenwerking in 1924 met de Nederlandse Refrigerator Maatschappij (NRM) in Den Haag, een bedrijf dat koelkasten en koelinstallaties verkocht. Deze samenwerking mislukte echter, vooral door een gebrekkige en kostbare verkooporganisatie. Hoewel er tot halverwege 1926 nog koelkasten werden geproduceerd, kwam hier een einde aan toen de NRM in 1928 failliet ging.

De directie van A&N zag ook kansen in de opkomende markt voor centrale verwarming, vooral nadat ir. A.M. Asselbergs, de zoon van C.J. Asselbergs, in 1929 in dienst kwam. Hij richtte zich voornamelijk op de installatie van centrale verwarmingssystemen bij bedrijven en instellingen. De beurskrach van 1929 maakte het echter steeds moeilijker om voldoende werk binnen te halen. Toen A&N in 1931 voor het eerst verlies leed, werden maatregelen genomen, zoals een verkorte werkweek van 32 uur en ontslagen. Het bedrijf overleefde deze moeilijke jaren door het installeren van smederijapparatuur voor ambachtsscholen en de productie van betonstorttorens.

Na 1933 begon het langzaam beter te gaan met A&N, mede door het succes van de afdeling Centrale Verwarming. In 1937 nam ir. K.J. Asselbergs, de zoon van C.M. Asselbergs, het roer over na het overlijden van zijn vader in 1932. Hij richtte zich op de ontwikkeling en verbetering van ventilatoren, die in diverse producten werden toegepast. Samen met verbeterde meetmethodes en efficiëntere productieprocessen legde dit de basis voor een succesvolle toekomst. Het productieprogramma breidde zich uit met installaties voor ventilatie, luchtbehandeling, drogen en afzuiging.

Oorlog en Wederopbouw
De groei van zowel het fabriekswerk als het aantal installaties voor centrale verwarming zorgde in de jaren ’30 voor een ruimteprobleem. In 1938 kreeg de afdeling Centrale Verwarming een eigen bedrijfsruimte aan de Ceresstraat. Het leek erop dat de lange crisisperiode eindelijk voorbij was. In 1939 werd de fabriek verbouwd en uitgebreid met een nieuwe hal van 400 m² op het terrein aan de Ceresstraat.

Helaas werden deze hoopvolle ontwikkelingen al snel overschaduwd door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Het bedrijf leed onder de gevolgen van de oorlog: bommen verwoestten het kantoorgebouw en een deel van het archief. In 1941 werd een nieuw pand aan de Ceresstraat 35 aangekocht, waar in 1942 ook de afdeling Centrale Verwarming onderdak vond. De bezettingsjaren waren zwaar; hoewel er aanvankelijk nog werk was, daalde de omzet in 1943 en 1944 met maar liefst 60%.

In de eerste jaren na de oorlog, tijdens de wederopbouw, herstelde Asselbergs & Nachenius zich snel. De productie bereikte in 1946 opnieuw het niveau van 1939. Door de toename van werk in de bevrijdingsjaren en de verwachting dat deze groei zou doorzetten, besloot de directie in 1948 een nieuwe fabriek te bouwen. Ondanks de uitbreidingen in 1939, was de fabriek aan de Ceresstraat inmiddels te klein, inefficiënt ingericht en ontbraken uitbreidingsmogelijkheden.

Eind 1951 verhuisden de fabriek en ongeveer zestig medewerkers naar een nieuw complex in de Belcrumpolder. Rond deze periode heeft de Brouwerij het bedrijventerrein overgenomen. Het kantoor bleef voorlopig gevestigd aan de Ceresstraat, totdat het nieuwe kantoorgebouw bij de fabriek gereed was. Op 16 februari 1952 vierde A&N zowel de officiële opening van de nieuwe fabriek als het 50-jarig jubileum. Met de moderne fabriek en een goedgevulde orderportefeuille keek A&N vol vertrouwen naar de toekomst. Sinds de start van de centrale verwarmingsactiviteiten waren er twee afdelingen ontstaan: de fabriek en de afdeling Centrale Verwarming. Omstreeks 1950 bestond de Centrale Verwarming afdeling uit ongeveer vijftien man op kantoor en tekenkamer en circa zestig monteurs. 

Een nieuwe eigenaar en transformatie van A&N
Na de pensionering van ir. A.M. Asselbergs in 1965 kwam de leiding van A&N volledig in handen van ir. K.J. Asselbergs. In 1973 verkocht hij het bedrijf aan bouwonderneming HBG, omdat er binnen de familie geen opvolgers waren en de tijden moeilijker werden. De jaren ’70 waren uitdagend voor de afdelingen Centrale Verwarming en Luchttechnische Installaties door toenemende concurrentie en het verlies van grote industriële klanten. De ventilatorenafdeling bleef echter succesvol, vooral dankzij de ontwikkeling van nieuwe, efficiëntere ventilatoren voor de petrochemische industrie.

In de late jaren ’70 besloot HBG de ventilatorenfabriek te behouden en de installatieafdelingen onder te brengen bij de Hollandsche Constructie Groep (HCG), waarbij A&N in Breda bleef. Het bedrijf werd in 1981 gereorganiseerd en er kwam een duidelijke scheiding tussen de afdelingen Installatie en Ventilatoren, die als twee aparte organisaties verdergingen. A&N onderging in de jaren ’80 en ’90 verdere veranderingen en werd in 1991 onderdeel van HCG Industrieservice bv. Tegen het einde van de jaren ’90 was A&N getransformeerd tot een gespecialiseerde ventilatorenproducent.

Tijdlijn van Asselbergs&Nachenius 

  • 1900: Oprichting Asselbergs & Nachenius door C.M. Asselbergs en ir. J.B. Nachenius
  • 1906: Ir. Nachenius vertrekt naar de suikerindustrie, en C.J. Asselbergs neemt de leiding over
  • 1909: A&N verhuist naar een terrein aan de Ceresstraat, naast bierbrouwerij De Drie Hoefijzers; nieuwe werkplaats en smederij worden gebouwd
  • 1929: Ir. A.M. Asselbergs, zoon van C.J. Asselbergs, treedt toe tot A&N en richt zich op centrale verwarmingsinstallaties
  • 1937: Ir. K.J. Asselbergs, zoon van C.M. Asselbergs, volgt zijn vader op en ontwikkelt nieuwe ventilatoren voor A&N
  • 1938: De afdeling Centrale Verwarming krijgt een eigen bedrijfsruimte aan de Ceresstraat
  • 1939: A&N breidt uit met een nieuwe hal van 400 m² op het terrein aan de Ceresstraat
  • 1941: Een nieuw kantoor wordt ingericht in het aangekochte pand Ceresstraat 35 en betrokken in 1942
  • 1951: Verhuizing van de fabriek en 60 medewerkers naar een nieuw complex in de Belcrumpolder
  • 1965: Ir. A.M. Asselbergs gaat met pensioen; ir. K.J. Asselbergs wordt enige directeur
  • 1969: Ir. A.M. Asselbergs verkoopt zijn aandelen; K.J. Asselbergs blijft als enige aandeelhouder
  • 1973: Verkoop van A&N aan bouwonderneming HBG

In 2006 werd het archief van het bedrijf overgedragen aan het Stadsarchief Breda. Deze informatie is afkomstig uit de inventaris van dat archief.

Sint-Jozefklooster

In april 1912 maakten de architecten, gebroeders J. en W. Oomen, een ontwerp voor de bouw van een klooster bij de St. Jozefkerk te Breda, in opdracht van het Pensionaat St. Jozef uit Dongen. Dit klooster werd gevestigd aan de Ceresstraat 4, tegenover de brouwerij. Daarnaast gaven de Zusters Franciscanessen uit Dongen opdracht voor de bouw van een meisjesschool aan de Oranjesingel 3. De zusters waren tevens de leerkrachten van de meisjesschool. In de adresboeken staat het klooster vermeld als het St. Jozef-gesticht. In 1917 telde de kloostergemeenschap 19 zusters.
In 1936 openden de zuster er een kindertehuis.

Geschiedenis van de Franciscanessen van Dongen
Zij werden ook Recollectinen-Penitenten van de Reforme van Limburg  genoemd en Congregatie van de Religieuzen Penitenten-Recollectinen (PR) van de Reguliere derde Orde van de H. Franciscus van Assisi.

ingewikkeld

Op 9 december 1965 wordt er een verzoek om een bouwvergunning ingediend bij de gemeente Breda door A.W. van Loon , voorzitter van ”De Stichting Tehuis voor tijdelijk onverzorgde kinderen”, voor het verbouwen van een klooster tot kindertehuis, ‘Lentehof’. De vergunning wordt verleend op 25 januari 1966.

Hier zijn we nog mee bezig, informatie komt wat later…..

Lentehof

Beluister hier een korte podcast over Lentehof.

Burgemeester van Teteringen

Gerard Marie Sutorius, geboren in 1872, was de laatste burgemeester van Princenhage. Hij werd ingehuldigd als burgemeester van Teteringen in 1921. In die periode was er veel strijd tegen de gemeente Breda om de annexatiestrijd. Breda wilde Teteringen inlijven. Hij was de grote pleitbezorger van het bouwen van betonwoningen in de huidige Zandbergdwarsstraat. In 1922 werd deze straat naar hem de Sutoriusstraat genoemd.

Zijn ambtswoning stond in de Ceresstraat, nummer 29, aan de uiterste rand van de gemeente Teteringen. In 1927 kwam de burgemeester van Teteringen in de gemeente Breda te wonen! In dat jaar raakte hij ook zijn straatnaam kwijt. Hij heeft 14 jaar aan de Ceresstraat gewoond.

In 1935 werd hij ingehuldigd als burgemeester van Princenhage tot 1942.

Ceresstraat 29
Breda Beeldcollectie, ID 20221898 2005 Vervaardiger W.F. Voges Stadsarchief Breda