Los van alle verplichtingen rondom kerk en school hadden wij als kinderen ook veel vrijheid. En daar maakten we optimaal gebruik van.
Er waren geen spelregels. Geen volwassenen die zich met ons spel bemoeiden en al helemaal niet waar we speelden.

Op onze stepjes maakten we de buurt onveilig.
Uiteraard was het Ceresplein ons ontmoetingspunt. Van daaruit konden we via het Vuchtstraatje naar de polder. Waar nu de doorgang wordt versperd door een geluidswal konden wij over de spoorwegovergang naar de grootste speelplaats die je maar kon bedenken: de polder. Vol met kleine grasveldjes omgeven door sloten. Dus: slootje springen, voetbalveldjes aanleggen, kikkers vangen (en helaas ook opblazen), noem maar op. Een paradijs op aarde.
Geen volwassene te bekennen. Niemand die zei “Foei”, “Dat mag niet”, “Oppassen hoor.”
Er was maar 1 regel: voor het eten thuis en ‘s avonds voor het donker.
Geen televisie, geen internet, nee… buiten als het kan.
Op het Ceresplein klommen we bij de Luciferfabriek via de ijzeren poort op de daarachter opgestapelde grote houtblokken. Levensgevaarlijk. Maar niemand zei er iets van.
Ook geen politie te bekennen. Heel soms een agent op de fiets, maar die zagen we al van ver aankomen.
Voetballen in de Josephstraat? Natuurlijk, heel leuk. Agent gespot? Bal over het hek en even tikkertje spelen.
Het was een heerlijke, onbezorgde tijd.
Maar ook de moderne ontwikkelingen gingen niet aan onze buurt voorbij. De televisie deed haar intrede. Dat luidde een revolutie in tot op de dag van vandaag.
De familie Deley op de hoek van de Hoge Steenweg beschikte als eerste over een toestel en daar mochten we de intocht van Sinterklaas bekijken. Ongelofelijk. Met een glaasje ranja was het feest compleet.
In de jaren daarna kwamen er steeds meer televisies bij. Soms konden we op woensdagmiddag het kinderprogramma kijken en ‘s avonds waren de jeugdprogramma’s geweldig. Ik herinner mij de serie Ivanhoe. Zoiets hadden we werkelijk nog nooit gezien…. Zoals alle kinderen graag doen, imiteerden wij de hoofdrolspeler. In de werkplaats van mijn vader verschenen steeds meer kinderen. Zij maakten er houten zwaarden in alle soorten en maten. Buiten hielden we zwaardgevechten en er was geen volwassene die dat gevaarlijk vond. Ook oom Agent fietste rustig voorbij zonder iets te zeggen.



In de meimaand was er echter een groot probleem.
Veel jongens zaten op het kinderkoor en dat betekende iedere avond Lof in de Josephkerk. Normaal geen probleem, maar dat lof begon om 19.00 uur en eindigde om 19.30 uur. Rennen naar huis duurde een paar minuten en Ivanhoe begon om 19.30. Zo moesten we het begin van onze favoriete serie missen.
Dat nooit. Hoe lossen we dat op?
Er was slechts 1 mogelijkheid.
Ieder lof eindigde met het Tantum Ergo, een lied met twee coupletten dat traag werd gezongen.
Konden we daar wat tijd winnen? Het was het proberen waard. De gevolgen konden we niet overzien.
Het eerstvolgende lof versnelden we sterk hoewel de organist probeerde het trage tempo erin te houden. De gewonnen tijd kon echter niet voorkomen dat we toch weer het begin van Ivanhoe misten.
Tijd dus voor een krachtdadiger verzet. Nog sneller zingen dus. Maar het resultaat bleef teleurstellend. Wel kregen we enorm op ons donder en een extra strafrepetitie op de koop toe.
Niets kon ons echter tegenhouden.
Onze laatste zet was verrassend en heel effectief.
We zongen keurig het eerste couplet en stormden toen allemaal tegelijk de trap af.
Resultaat? Op tijd thuis. Allemaal.
Straf? Welnee.